De Historicidagen zijn inmiddels een traditie zo merkte KNHG-voorzitter Henk te Velde op in zijn openingswoord. Voor mij was het de tweede editie. Opnieuw was het een inspirerend evenement. Al was de rolstoeltoegankelijkheid ditmaal een grotere uitdaging dan tijdens de vorige editie in Rotterdam.
De grootste kracht van de Historicidagen ligt in de ontmoeting met collega’s. Elk van deze ontmoetingen illustreert op zijn eigen manier de rijkdom aan perspectieven en praktijken binnen ons vakgebied.
Mijn interesse ligt vooral bij de menselijke verhalen van oorlog en geweld met name rond de Tweede Wereldoorlog. In mijn sessiekeuze probeerde ik een lijn aan te brengen die aansloot bij deze interesse. De sessie die in het licht van interesse de meeste indruk maakte was de sessie over ‘omstanders’ tijdens de Holocaust. De sprekers lieten treffend zien dat de categorisering omstander als een etiket voor de apolitieke toeschouwers van (genocidaal) politiek geweld geen stand kan houden en dat zij net als de categorisering van dader en slachtoffer geconstrueerd worden door politieke factoren en actoren.
Een andere sessie die ik met veel interesse bijwoonde was ‘Verteld Verleden: historici in gesprek met tijdgenoten ’ waarin Marjolein ’t Hart door de ervaren oral-history interviewers Susan Hogervorst en Hasan Evrengün werd geïnterviewd over haar studententijd in Groningen en haar toenmalige anarchistische activisme. Beide interviewers kregen tien minuten om hun interviewtechniek op ’t Hart te beproeven, wat volgde waren twee erg verschillende interviews die beide net weer andere accenten legde in het verhaal dat ’t Hart vertelde. Bovenal schreeuwde beide interviews om meer tijd om ’t Hart haar verhaal te laten doen. De methodische reflecties die naar voren kwamen tijdens de nabespreking van de interviews vormde voor mij een springplank om na te denken over mijn eigen werk. In mijn bijbaan voor het Nederlands Veteraneninstituut werk ik met de grootste Nederlandse oral-history collectie waarin interviews zijn opgenomen met veteranen van de Tweede Wereldoorlog tot nu. Hoe moet ik als militair historicus met deze waardevolle bronnen omgaan? Een vraag om nog lang over na te denken.
Terugkerend naar de woorden van Te Velde waar ik mijn verhaal mee begon, elke historicus weet dat tradities worden uitgevonden en dus onderhouden moeten worden. Ik hoop dat dit onderhoud blijft gebeuren en dat de Historicidagen in 2026 een toegankelijker succes worden.
Maurits Huijbrechtse Researchmasterstudent aan de Universiteit van Amsterdam